Het geneesmiddelenbeeld
In de homeopathie spreken we over een geneesmiddelenbeeld als we het hebben over de symptomen die passen bij een bepaald geneesmiddel. Voor homeopaten zijn de middelen net verschillende soorten mensen. Als je in de pauze van een congres een collega hoort zeggen: ‘Toen kwam ik die vrouw tegen, tsja een Lachesis-type hè!’, begrijpen de omstanders meteen over wat voor een type vrouw de verteller het heeft.
Ik zal een voorbeeld geven van het, sterk vereenvoudigd, middel Belladonna (in de acute fase).
Een jongetje van drie jaar oud is heel plotseling ziek geworden. Het is normaal een vrolijk en gemakkelijk kind, die graag grapjes maakt, maar nu is hij flink geïrriteerd en onherkenbaar gemelijk. De koorts loopt snel op en zweten en ijlen zijn ook van de partij.
Het jongetje is ongewoon opgewonden en heftig en schreeuwt het af en toe uit. Hij is bang voor de wolven die volgens hem in de kamer zitten.
Zijn gezichtje is heet en rood en hij heeft glanzende ogen met grote, ronde pupillen. Je kan de slagaderen in zijn halsje zien kloppen. De amandelen zijn flink opgezet.
Ondanks alle hitte voelen zijn handen en voeten koud aan. En het enige dat hij drinken wil is zure limonade.
De kans dat hij steeds verder ‘weg’ raakt is reëel aanwezig en ook de mogelijkheid van het krijgen van koortsstuipjes neemt steeds meer toe.
U begrijpt het al, een homeopaat zou in dit geval Belladonna voorschrijven. De symptomen komen overeen met wat wij in onze boeken, de Materia Medica’s, onder anderen over Belladonna kunnen vinden.
Maar hoe zijn we in de homeopathie nu aan deze geneesmiddelenbeelden gekomen?
Daarvoor gaan we terug naar de grondlegger van de homeopathie, de Duitse arts Samuel Hahnemann. Hij had ontdekt dat stoffen die in een gezond mens symptomen kunnen veroorzaken, deze in een ziek persoon, als de symptomen gelijkend zijn, kunnen genezen.
Om tot een uitgebreid arsenaal aan genezende middelen te komen, ging Hahnemann eerst met behulp van familie, vrienden en leerlingen en later met andere vrijwilligers over tot het uitproberen van verschillende stoffen. Een deel van een groep gezonde mensen kreeg gedurende een bepaalde tijd regelmatig een middel toegediend. De proefpersonen hielden nauwkeurig bij welke verschijnselen zich voordeden. Tegelijkertijd kreeg een ander gedeelte van de groep een ‘nep’middel om te controleren of er geen symptomen ontstonden die op suggestie berustten. De deelnemers mochten onderling geen contact houden.
Zo werd uiteindelijk een reeks informatie verkregen over de werking van de verschillende middelen. Daarnaast gebruikte men ook nog de gegevens van vergiftigingen die in de medische en klassieke literatuur beschreven stonden. Deze vormden een aanvulling op het geneesmiddelenbeeld.
Tot op de dag van vandaag worden er nog steeds proeven, ‘provings’, met stoffen uitgevoerd om aan nieuwe, meer bij deze tijd passende, homeopathische middelen te komen. Of om de kennis van al bekende middelen te verdiepen. En van elk middel zijn er dan symptomen op lichamelijk, emotioneel en mentaal gebied te zien. Vandaar dat ze als het ware het beeld van een bepaald type mens weergeven.
Hanneke Schrijvers, homeopaat, www.hannekeschrijvers.nl, 050-5776467