Ziekte van Lyme

Homeopathie en de ziekte van Lyme

In oktober 2005 ontdekt een dan 7-jarig meisje een hard, pijnlijk bobbeltje achter haar oor. Twee dagen later is de rechterhelft van haar gezicht opgezet alsof ze de bof heeft. De huisarts denkt aan de ziekte van Pfeiffer en laat haar bloed onderzoeken; het blijkt om de ziekte van Lyme te gaan.

De klachten zijn ernstig en ter observatie volgt er een ziekenhuis opname en medicatie per infuus. Ondertussen heeft zich ook een verlamming van de rechterhelft van het gezicht ontwikkeld. Het rechteroog kan niet meer dicht, de rechter mondhoek hangt, ze kan haar neus niet meer optrekken en er zit een plooi in haar gezicht.

Ondanks alle tegenslag zit het meisje over het algemeen niet erg in de put. Ze geniet best van alle aandacht die ze in het ziekenhuis krijgt (ze is dan ook een heel speciaal geval) en ze raakt niet uitverteld over wat ze heeft en wat ze meemaakt.

Na de ziekenhuisopname gaat ze, ondanks de duidelijke verlammingen in het gezicht, weer naar school. Het grootste probleem voor haarzelf is dat ze zo ontzettend moe is en af en toe is ze ook heel boos om ‘dat rare gezicht’.

Er volgt een periode met intensieve fysiotherapie en logopedie.

Eind mei 2006 zie ik haar voor het eerst. De aangezichtsverlamming is dan al een stuk verbeterd, maar nog goed zichtbaar. De vraag is of de homeopathie haar een laatste zetje in de goede richting kan geven.

Zoals gebruikelijk in de homeopathie inventariseer ik alle symptomen van de hoofdklacht (ziekte van Lyme) en alle bijzonderheden van het meisje (zowel lichamelijk als wat haar karakter betreft).

Het is een pittige tante met een behoorlijke dosis zelfvertrouwen. Ze weet wat ze wil en laat zich niet gauw wat aanpraten. Verder heeft ze een nogal impulsief temperament en kan fel uit de hoek komen als zijzelf of iemand anders onrechtvaardig bejegend wordt.

Daarnaast is ze dol op dansen en op ravotten in de natuur.

Qua ziektegeschiedenis heeft ze altijd veel last van opgezette amandelen gehad. Ze waren als peuter/kleuter zo dik dat ze ’s nachts snurkte als een volwassen kerel.

Ik besluit mijn homeopathische voorschrift af te stemmen op het heftige en ietwat dominante karakter, haar gevoel voor onrecht en de verlamming van de aangezichtszenuw.

Ik geef haar het middel Causticum.

Na twee maanden zie ik haar terug. Haar gezicht is nog niet helemaal de oude, maar er is weer vooruitgang geboekt. Het is nu natuurlijk belangrijk om me te realiseren dat dit misschien anders in die twee maanden ook wel het geval had kunnen zijn. Maar haar commentaar op het gebruik van het middel overtuigd me wel. Ze vindt zichzelf erg opgeknapt. ‘Ik ben lang zo moe niet meer en ik vind dat mijn mond veel beter staat. Dat komt door het homeopathische middel, ik voel dat het van binnenuit gekomen is.’ Verderop in het consult vertelt ze dat ze ook minder vaak ruzie maakt.

Van haar moeder hoor ik nog dat ze thuis voelen dat ze er nu een streep onder kan zetten. Ze heeft er genoeg van. Ook een teken van genezing (in dit geval).

Ik geef nog één flesje met hetzelfde middel in een hogere potentie mee om de zaak af te ronden.

Als ik haar twee jaar later op een feestje tegenkom, is er gelukkig helemaal niets meer aan haar gezichtje te zien. Er zijn geen restverschijnselen van de verlamming overgebleven.

 

Hanneke Schrijvers, homeopaat, www.hannekeschrijvers.nl , 050-5776467